Analyseren
In deze fase vorm je een beeld van de huidige situatie (wat weten/kunnen studenten al) en de gewenste situatie (wat weten/kunnen studenten na het afronden van het ontwikkelde onderwijs). Dit vereist doorgaans nader onderzoek naar de doelgroep, de behoeften van de doelgroep en de context waarbinnen het onderwijs wordt ontwikkeld. De analyse-fase wordt benut om tot ontwerpeisen te komen voor het te ontwikkelen lesmateriaal. Als deze fase zorgvuldig uitgevoerd wordt, kunnen problemen in volgende fasen ondervangen worden.
Concreet op te leveren producten aan het eind van deze fase kunnen zijn:
- Behoefte analyse (in een focusdocument)
- Doelgroep analyse (in de vorm van persona’s)
- Context analyse (lijstje met randvoorwaarden)
Analyseren
Behoefte
Voorafgaand aan het ontwikkelen van (nieuw) onderwijs wordt gekeken naar maatschappelijke/technische ontwikkelingen, de behoeften van studenten en het werkveld. Waarom is dit onderwijs nodig? Welke verwachtingen heeft het werkveld van studenten m.b.t. kennis/vaardigheden/houding? Waar is behoefte aan?
Het werkveld geeft vaak belangrijke input over de richting die onze studenten op gaan. Informatie over de behoeften van het werkveld kan worden opgedaan bij werknemers vanuit bedrijven, meestal Partners in Education (PiE). Daarnaast kunnen studenten en recent afgestudeerde alumni worden betrokken bij het inventariseren van de behoeften. Indien het gaat om de ontwikkeling van een volledig curriculum worden de behoeften vastgelegd in het focusdocument.
Vragen
- Waarom is dit onderwijs nodig?
- Wat is de behoefte van studenten (en evt. alumni)?
- Welke maatschappelijke/technische ontwikkelingen spelen er op het vakgebied?
- Waar vraagt het werkveld (PiE) om?
- Over welke kennis/vaardigheden en houding moet de student beschikken?
Links
Het focusdocument positioneert een afstudeerrichting door o.a. een beeld te schetsen van het beoogde beroepenveld. | Focusdocument (wiki) |
Behoeften vanuit het werkveld worden vastgelegd in een focusdocument. | Voorbeeld focusdocument |
Informatie over de behoefte van het werkveld kan ingewonnen worden bij de Werkveld Advies Commissie. | Werkveld-portal |
Analyseren
Context
In deze fase gaat het om de context waarbinnen de gewenste situatie gerealiseerd moet worden (zowel tijdens het ontwerpproces als tijdens de uitvoering). De randvoorwaarden, ofwel het speelveld, voor ontwikkeling en uitvoering worden inzichtelijk gemaakt. Denk hierbij aan: indicatie van studielast, taal lesmateriaal, leeromgeving (online/face to face), onderwijsvisie, competentieframework. Maar ook: tijdspad, beschikbare ontwikkeluren, beschikbare docenten.
Vragen
- Zijn er bepaalde randvoorwaarden waarbij we in de ontwikkeling rekening moeten houden?
- In welke taal ontwikkelen we ons onderwijs?
- Wat is de rol van PiE bij de ontwikkeling van het onderwijs?
- In welke mate is er sprake van flexibiliteit in het curriculum? (denk aan flexibiliteit in didactiek, inhoud, tijd)
- Is er sprake van online of face to face onderwijs?
- Wat is het instroomprofiel van de studenten (in termen van prestatie-indicatoren uit de HBO-i competentiematrix)?
- Welke materialen heb ik tot mijn beschikking (in fysieke ruimte en online ruimte)?
- Hoe ziet de ruimte eruit waarin het onderwijs plaatsvindt? (bv. OIL, lokaal)
- Hoe wordt rekening gehouden met wat ervoor komt en wat erna volgt in het studieprogramma? (leerlijn in overleg met CE)
Links
De FLEX-scan geeft inzicht in de mate van flexibiliteit in je onderwijs. | FLEX-scan |
De inhoud van het onderwijs is gekoppeld aan het HBOi-framework. | HBOi-framework |
In het taalbeleid van FICT wordt het taalbeleid o.a. in relatie tot internationalisering toegelicht. | Beleid taal |
Partners in Education kunnen betrokken worden bij de ontwikkeling van het onderwijs. | Partners in Education (wiki) |
Analyseren
Doelgroep
Voorafgaand aan de ontwikkeling wordt bepaald voor wie het onderwijs wordt ontwikkeld en wat de kenmerken zijn van deze doelgroep. Denk daarbij aan leeftijd, instroomprofiel, vooropleiding, voorkennis, interesse, motivatie, talenten, etc. Deze informatie kan helpen om in het ontwerp beter aan te sluiten bij de beginsituatie van de student.
Bij studentnabij onderwijs staat de student centraal en is er sprake gepersonaliseerd onderwijs. Het kan daarom zo zijn dat de kenmerken van studenten die instromen verschillen.
Vragen
- Wie is de doelgroep?
- Zijn het Engelstalige of Nederlandstalige studenten? Wat is hun culturele achtergrond?
- In welk semester zitten de studenten?
- Welke vooropleiding hebben de studenten gehad? Is deze voor de groep hetzelfde of verschillend?
- Beschikken de studenten al over bepaalde voorkennis en vaardigheden?
- Wat is het instroomprofiel van de studenten (in termen van prestatie-indicatoren uit de HBO-i competentiematrix)?
- Aan welke mate van sturing hebben de studenten behoefte?
- Waar liggen de interesses bij deze doelgroep?
Links
Bij een gemixte groep is het belangrijk om rekening te houden met internationale achtergronden. | Internationalisering (wiki) |
Persona's (levendige, karakteriserende beschrijving van je doelgroep) kunnen helpen bij het in kaart brengen van je doelgroep. | Voorbeelden persona's |
Het instroomprofiel van een onderwijseenheid wordt – net als het uitstroomprofiel – uitgedrukt in HBO-i prestatie-indicatoren, die de student in een eerdere onderwijseenheid moet hebben aangetoond. | Instroomprofielen paragraaf 5 |
Design
In deze fase wordt een ontwerp (blauwdruk; plan waarin o.a. staat welk leermateriaal ontwikkeld wordt en hoe het materiaal onderling samenhangt) gemaakt van het te ontwikkelen onderwijs. De analyse-fase wordt benut om tot ontwerpeisen te komen. In de design-fase wordt uitgegaan van een uitkomstgerichte manier van onderwijsontwikkeling. Dit betekent dat de inrichting van het onderwijs begint bij de (beroepsrelevante) uitkomsten die je uiteindelijk wilt bereiken: het geïntegreerde geheel van professionele houding en gedrag, domeinspecifieke en domeinoverstijgende kennis en vaardigheden. Deze beroepsrelevante uitkomsten bepalen vervolgens als eerste de inhoud van het toetsprogramma om van daaruit terug te redeneren naar het onderwijs en gepaste lesmethoden, bronnen en leeractiviteiten. Dit alles doe je in lijn met de ontwerpeisen uit de analysefase.
Concreet op te leveren producten aan het eind van deze fase kunnen zijn:
- Ontwikkelopdrachten (= blauwdruk voor het nog te ontwikkelen onderwijs) met daarin: leeruitkomsten, manier van toetsing, globale leerinhoud, didactiek en leeractiviteiten.
Links
In het boek 'Toetsen in het hoger onderwijs' vind je meer uitleg over de uitkomstgerichte manier van werken. | Toetsen in het hoger onderwijs – Hoofdstuk 19 |
Het boek 'Toetsrevolutie - Naar een feedbackcultuur in het hoger onderwijs' biedt handvatten voor het toepassen van ontwikkelingsgerichte feedback in het onderwijs. | Toetsrevolutie - Naar een feedbackcultuur in het hoger onderwijs |
Het boek 'Innovatief Onderwijs Ontwerpen:De Ontwerpprincipes van het 4CID-model' - is handig voor docenten om een extra handvat voor de Design fase te hebben over het 4C/ID model. | Hoogveld, B., Janssen-Noordman, A.W.N., & Van Merriënboer, J.J.G., (2017). Innovatief Onderwijs Ontwerpen: De Ontwerpprincipes van het 4CID-model. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers B.V. |
Design
Didactiek
Didactiek is ‘de kunst van het onderwijzen’. Hierbij maak je duidelijk hoe de docent kennis en vaardigheden overbrengt naar de studenten. In ons onderwijs wordt uitgegaan van drie leervormen om tegemoet te komen aan de verschillende behoeften van studenten en docenten. In alle drie de leervormen worden ‘Studentnabij onderwijs’ en HILL als uitgangspunt genomen.
De drie leervormen die bij FICT worden gehanteerd zijn: demand-based learning, course-based learning en open learning. Bij de course-based variant staan de leeruitkomsten vast en de weg ernaartoe ook. Bij de demand-based variant staan de leeruitkomsten vast, maar de weg er naartoe niet. De open variant geeft de student veel keuzemogelijkheden. De leeruitkomsten staan namelijk nog niet vast en de weg ernaartoe ook niet.
In onderstaande figuur zijn de drie leervormen gekoppeld aan de vorm en mate van flexibiliteit. FICT hecht veel waarde aan eigenaarschap van de student: een toenemende mate van ‘learner agency’ bij de student is dan ook een streven. De mate waarin een student in staat is om zelf sturing te geven aan zijn leerproces en zijn behoefte, is mede bepalend voor de keuze van een bepaalde leerweg.
Vragen
Is er sprake van course-based, demand-based of open onderwijs?
- In welke mate hebben studenten keuzevrijheid?
- Ligt de focus op leren van en met elkaar?
- Ligt de focus vooral op online of offline leren of een combinatie daarvan?
- Wat is de rol van de docent en van de student?
Links
Om tegemoet te komen aan de verschillende behoeften van studenten en docenten hanteren we binnen het instituut leervormen. | Leervormen |
Blended learning bij OVP voor meer flexibiliteit in de leeromgeving - link naar hybride leren HILL. | Blended learning OVP |
Design
Leeractiviteiten
Studenten hebben een krachtige leeromgeving nodig om toe te werken naar de leeruitkomsten. Een krachtige leeromgeving bestaat uit gevarieerde en activerende onderwijs- en leeractiviteiten die aansluiten bij de gekozen didactiek. Onderwijsactiviteiten worden georganiseerd rondom een centrale proftaak of project. Bij het ontwerpen van onderwijs is het van belang dat er een mix van leeractiviteiten ontstaat die het leerproces van de student zo optimaal mogelijk ondersteunt. Daarbij kan er een keuze gemaakt worden voor activiteiten die online of face-to-face plaatsvinden, waarbij het uitgangspunt is dat er een versterkende relatie tussen de leeractiviteiten ontstaat.
Vragen
- Wat voor type leeractiviteiten bied je aan?
- Welke leeractiviteiten vinden online plaats en welke face-to-face?
Links
Welke leeractiviteiten vinden online plaats en welke face-to-face? | Stroomschema vormgeven blended onderwijs |
Materialen blended learning | Fontys site blended learning |
Design
Leerinhoud
In deze fase wordt gekeken op welke wijze de leerinhouden een logische plek krijgen in het onderwijsaanbod. Indien leeruitkomsten ruim geformuleerd zijn, is er voor de student ruimte om mee invulling te geven aan de inhoud, bijvoorbeeld als het gaat om keuze voor een bepaalde techniek.
Vragen
- Is de inhoud actueel?
Links
In de Curriculum Data Base (CDB) wordt vastgelegd welke inhouden waar aan bod komen | CDB |
Design
Leeruitkomsten
In onze onderwijsvisie, studentnabij onderwijs, staat dat wij opleiden voor iedere individuele student. Om dit mogelijk te maken willen we leertrajecten op maat aan kunnen bieden. Gebaande leertrajecten zullen hierdoor steeds minder voorkomen. Leeruitkomsten beschrijven het uitstroomprofiel van een onderwijseenheid en kunnen helpen om dit mogelijk te maken.
Leeruitkomsten kun je omschrijven als:
- Een beschrijving van zichtbaar functioneren.
- Is een meetbaar resultaat van een (onafhankelijk) leertraject.
- Op basis waarvan vastgesteld kan worden op welk niveau en in welke context de kwalificatie is ontwikkeld.
Je kunt leeruitkomsten zien als de stip op de horizon. Wat wil je dat studenten aan het eind van een onderwijseenheid kunnen laten zien (kennis, vaardigheden, houding)? De leerweg naar de uitkomst is variabel. Dit heeft direct relatie met het volgende onderdeel ‘toetsing’, een leeruitkomst zou je leerwegonafhankelijk moeten kunnen toetsen. Natuurlijk kun je het pad voor studenten uitstippelen. Het gaat erom dat je de ruimte laat aan studenten om hun vrijheid te pakken en een ander pad te bewandelen. Wanneer een leeruitkomst heel specifiek is geformuleerd (zoals vaak het geval is bij leerdoelen), is dit bijna onmogelijk.
Naast vastgestelde leeruitkomsten kunnen studenten bij FICT (in de open route) er ook voor kiezen om zelf hun leeruitkomsten op te stellen. Om een bepaald niveau te waarborgen, moeten deze wel matchen met bepaalde minimale niveaus van het HBO-i competentiefamework. De prestatie indicatoren in het HBO-i competentieframework zijn globaler en abstracter (zonder context) dan leeruitkomsten en de tijdsspanne van een prestatieindicator uit het HBO-i competentieframework is vaak groter dan dat van een leeruitkomst (bijv. hele fase t.o.v. aantal EC).
Vragen
- Is er sprake van vooraf door de opleiding gedefinieerde leeruitkomsten of definiëren studenten de leeruitkomsten zelf?
- Aan welke leeruitkomsten moeten studenten voldoen? Kunnen deze leeruitkomsten voor studenten verschillen?
- Hoe verhouden de leeruitkomsten zich tot het HBO-i competentieframework? (uitstroomprofiel)
- Op welke manier integreren we professionele ontwikkeling in de leeruitkomsten?
Links
Hoe formuleer je goede leeruitkomsten? | Handleiding leeruitkomsten |
Video werken met leeruitkomsten (HAN) | Video leeruitkomsten |
Verticale leerlijn borgen voor HBO-waardig diploma. | Afspraken In- en uitstroomprofielen |
Design
Toetsen
In de voorgaande stap werden leeruitkomsten geformuleerd in termen van de gewenste leeropbrengst van het leerproces. Deze dienen voldoende breed geformuleerd te zijn om ruimte te bieden aan individuele invulling ervan en waarbij de weg er naartoe (in sommige gevallen) open gelaten wordt. Voor flexibel onderwijs is het nodig dat de toetsorganisatie flexibel is ingericht. Dit kan door (studentnabij) leerwegonafhankelijk toetsen mogelijk te maken.
Studenten kunnen in toenemende mate bepalen wanneer en hoe ze de leeruitkomsten aantonen. Coaching en regelmatige, formatieve feedback zijn cruciaal voor de student om een inschatting te maken van het eigen niveau ten opzichte van de leeruitkomsten. De ontwikkelingsgerichte feedback is gekoppeld aan de leerweg die de student volgt. Toetsing en onderwijs worden zo sterk met elkaar verweven, dat het proces en dus de ontwikkeling van de student echt centraal komt te staan, volgens het principe van ‘assessment as learning’. Elke student bouwt hiervoor aan een persoonlijk portfolio. Dit portfolio is een instrument voor zowel de begeleiding, als de beoordeling en maakt zowel voor de student als voor de docent inzichtelijk hoe de ontwikkeling richting de leeruitkomsten is verlopen. Bij de portfoliobeoordeling aan het einde van een onderwijseenheid, wordt summatief vastgesteld of de bijhorende leeruitkomsten voldoende worden beheerst.
De beoordeling van dit portfolio:
- Vormt de afsluiting van een onderwijseenheid, waarbij integraal de beoordeling wordt vastgesteld (onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend).
- Vindt plaats tegen de leeruitkomsten die werden vastgesteld bij aanvang van de onderwijseenheid. Deze kunnen door de opleiding zijn vastgesteld of door de student zelf.
- Leidt tevens tot vaststelling van het al dan niet behaalde niveau in termen van de HBO-i matrix. Op grond daarvan is de toelating tot andere onderwijseenheden mogelijk.
- Is onafhankelijk van de door de student gevolgde leerweg.
Vragen
- Welke beroepsproducten/opdrachten/bewijsstukken dienen verplicht opgenomen te worden in het portfolio?
- Hoe groot is de vrije ruimte van de student in het portfolio?
- Wie geeft feedback? De docent, een medestudent, een externe opdrachtgever, de student zelf?
Links
Eisen aan portfolio beoordeling | Toetsbeleid (wiki) |
Longitudinaal toetsen m.b.v. FeedPulse | FeedPulse way of working |
Handreiking formatieve toetsing | Portal toetscommissie |
Develop
In deze fase wordt het ontwerpvoorstel uitgewerkt tot een eerste product. Hierbij kan het onderscheid gemaakt worden tussen het ontwikkelen van leeractiviteiten/-materialen en de online leeromgeving.
Concreet op te leveren producten aan het eind van deze fase kunnen zijn:
- Uitgewerkte leeractiviteiten
- Gevulde Canvas-cursus
Develop
Ontwikkeling in LMS
In een hybride leeromgeving (combinatie van face to face en online onderwijs) kun je ervoor kiezen ook materialen online aan te bieden. Je kan de leermaterialen direct in de online leeromgeving ontwikkelen of deze er achteraf in plaatsen. De ontwikkeling van digitaal leermateriaal vraagt om extra aandacht.
Daarbij kun je denken aan:
- Het ordenen van de leerstof door gebruik te maken van pagina’s en modules. Als leerstof geordend is in een sterke structuur, kan dit de student helpen om informatie beter te verwerken en op te slaan in het geheugen.
- Het aanbieden van hyperlinks en doorklikmogelijkheden, om zo makkelijk meervoudige verbindingen tussen verschillende leerstofonderdelen vorm te geven.
- Het aangeven van het niveau van de leerstof door het gebruik van icoontjes of mastery paths.
- Het gebruik van interactieve apps om je onderwijs te verrijken (bijv. h5p,FeedbackFruits).
- Het gebruik van tekst, afbeeldingen en video. Het is belangrijk dat het leermateriaal voor voldoende afwisseling zorgt in visuele en auditieve informatie.
- Het gebruik van mogelijkheden om studenten te activeren, zoals discussies, quizzes, assignments.
- Het gebruik van diverse mogelijkheden om interactie tussen studenten (en docenten) te stimuleren.
Kennis van ICT (o.a. Canvas LMS en LTI-tools) is nodig om ICT goed te integreren in het onderwijs. We vertellen je meer over de mogelijkheden van Canvas in de MinMax en MoreMax course.
Vragen
- Hoe orden je de leerstof in de online leeromgeving?
- Hoe zorg je ervoor dat de studenten actief aan de slag gaan met de leerstof?
- Hoe stimuleer je interactie tussen studenten in de online leeromgeving?
Links
Via de Canvas portal vind je alle informatie over Canvas en kun je Master-/Productiecursussen aanvragen. | Canvas (portal) |
De MinMax cursus geeft inzicht in de basisfunctionaliteiten van Canvas. | MinMax course |
De MoreMax cursus geeft inzicht in de mogelijkheden van Canvas en geeft uitleg over hoe dit in te zeten in de praktijk. | MoreMax course |
ADDIE gekoppeld aan de ontwikkeling van een cursus in Canvas. | Course design in Canvas |
LA geeft de student zélf en de docent rijke feedback over het leerproces van de student, aanvullend op informatie die de docent uit zijn contact met de student haalt. | Learning Analytics (wiki) |
Checklist vooraf | Document |
Fontys Online Blended Learning | Fontys blended learning |
Develop
Uitwerken leeractiviteiten
Als je bepaald hebt welke leeractiviteiten je aan wil bieden, dienen die activiteiten en de leermaterialen die je daarbij wenst te gebruiken, ontwikkeld te worden. In een eerste stap kan je nagaan of er reeds bruikbare materialen bestaan, zowel van binnen het eigen instituut als via open educational resources. Indien dit niet het geval is, dien je zelf, in samenwerking met collega’s, activiteiten en materialen te ontwerpen.
Vragen
- Wie gaan de materialen ontwikkelen op basis van het ontwerp?
- Zijn er reeds bestaande materialen beschikbaar (OER)?
- Hoe is de samenhang tussen de verschillende materialen?
- Welke type media worden gebruikt (audio, video, afbeeldingen, tekst)?
- Sluit het materiaal dat je hebt ontwikkeld aan bij het niveau dan de studenten?
Links
Tips bij minder contacttijd | Document |
Welke leermaterialen zijn vrij beschikbaar? | Zoeken naar OER |
Startpunt voor het zoeken naar MOOCS | MOOCS zoeken |
Evaluate
Evalueren is een controle- en bijsturingsactiviteit. Evalueren is niet alleen belangrijk aan het einde, maar ook gedurende het ontwikkelproces. Door op verschillende momenten te evalueren, krijg je zicht op het ontwikkelproces en de mogelijkheden ter verbetering.
Concreet op te leveren producten aan het eind van deze fase kunnen zijn:
- Resultaat blokevaluaties
- Aangepaste blokboeken n.a.v. blokevaluaties
Evaluate
Doorontwikkeling
Op basis van alle verzamelde informatie tijdens formele en informele onderwijsevaluaties, worden leeractiviteiten, leermaterialen of het semester als geheel doorontwikkeld. Bij de volgende uitvoering wordt er dan bekeken of de veranderingen leiden tot het gewenste effect.
Vragen
- Welke punten uit de ontvangen feedback/onderwijsevaluatie worden meegenomen bij de doorontwikkeling?
- Welke ontwikkelcapaciteit is er beschikbaar voor de doorontwikkeling?
- Wordt helemaal opnieuw begonnen of wordt er gewerkt vanuit het bestaande materiaal met enkele aanpassingen?
- Is de informatie uit de evaluatie van het voorgaande semester opgenomen in het blokboek?
Evaluate
Evaluatie
Zowel docenten als studenten worden betrokken bij onderwijsevaluatie. Er worden diverse middelen ingezet voor onderwijsevaluatie en deze gebeurt zowel formeel als informeel. Studenten worden formeel bevraagd tijdens de blokevaluaties, en blokeigenaren bij het uitzetten van de ‘check toetsbeleid’. Daarnaast kan er gedurende het semester informeel feedback gegeven worden door studenten en collega’s, waar men bij de verdere uitvoering en herontwikkeling rekening mee kan houden.
Vragen
- Op basis waarvan wordt de effectiviteit van het onderwijs gemeten?
- Wanneer wordt de evaluatie uitgevoerd en hoe ziet deze evaluatie eruit?
Links
Een link naar de blokevaluaties is te vinden op de portal onder ‘FICT enquête’ | Blokevaluaties |
Maak gebruik van de talentgericht onderwijscheck om de mate van talentgerichtheid te evalueren | Talentgericht onderwijs check |
Implement
Implementeren is het in gebruik nemen van hetgeen je hebt ontwikkeld, bijvoorbeeld het uitvoeren van een of meerdere workshops met de beoogde doelgroep in de beoogde situatie.
Implementeren kan in de vorm van uitproberen, waarbij een ontworpen workshop of semester als pilot wordt uitgeprobeerd, geëvalueerd en vervolgens wordt bijgesteld. Het aangepaste ontwerp wordt vervolgens opnieuw, uitgevoerd en geëvalueerd. Implementeren is dus een iteratief proces, waarbij de ontwikkelcyclus meermaals kan worden doorlopen.
Concreet op te leveren producten aan het eind van deze fase kunnen zijn:
- Goed onderwijs (het onderwijs wordt uitgevoerd in deze fase)
Implement
Intervisie
Intervisie kan worden ingezet om tijdens de periode van uitvoering te leren van en met elkaar. Bij intervisie krijg je de ruimte om lastige situaties te bespreken met je collega’s volgens een vaste structuur. Ieder teamlid brengt een casus in. Door deze casus met elkaar te bespreken, reik je elkaar handvatten aan om de situatie op een andere manier te benaderen dan je tot nu toe hebt gedaan.
Je collega’s werken in dezelfde omgeving en kunnen je vaak als geen ander ondersteunen en inspireren tijdens de uitvoering van het onderwijs.
Vragen
- Lopen docenten tijdens de uitvoering tegen dingen aan?
- Hoe kunnen docenten leren van en met elkaar tijdens de uitvoering?
- Kan intervisie helpen om lastige situaties in kaart te brengen en van elkaar te leren?
Links
De betrouwbaarheid van beoordelingen kan worden verhoogd door een kalibreersessie. | Handreiking kalibreersessies |
Een praktische handleiding om de eigen intervisie in te vullen of voor de begeleiding van intervisie met studenten. | Technieken voor intervisie |
Implement
Uitvoering
Bij de uitvoering van het onderwijs gaan vaak meerdere docenten aan de slag met het onderwijs dat is ontwikkeld. Extra aandacht is nodig voor het afstemmen van de aanpak. Zeker bij een eerste uitvoering is het – in het geval van meerdere docenten – belangrijk dat de docenten goed afstemmen over het doel van de onderwijsactiviteit.
Vragen
- Hebben docenten nog extra ondersteuning nodig bij de uitvoering?
- Zijn er studenten die extra ondersteuning nodig hebben bij het leren?
- Hoe zet je zowel de student als de docent in op hun talenten?
- Hoe ga je om met onderwijs activiteiten die niet helemaal lopen zoals gepland?
Links
De manier om studenten hulp op maat te geven wordt ook wel ‘scaffolding’ genoemd. | Scaffolding |
Om de zeer diverse groep van studenten talentgericht onderwijs te kunnen bieden is Student+ in het leven geroepen. | Student+ (wiki) |
Op de menukaart van Student+ vind je een overzicht van de trainingen, coaching en hulpmiddelen. | Menukaart Student+ |
Loop je ergens tegenaan bij de onderwijsuitvoering (of ontwikkeling), schroom niet en vraag een onderwijskundige om hulp. | Onderwijskundigen (wiki) |
De zelfscan zet je aan het denken over de mate waarop ondernemendheid is geïntegreerd in het onderwijs dat je geeft. | Zelfscan ondernemend gedrag voor docenten / handleiding |
Je kunt de ondernemendheid scan voor de student inzetten om studenten te laten vaststellen hoe ondernemend zij zijn. | Zelfscan ondernemend gedrag voor studenten |
SOO-model
Wat is het SOO-model?
Het SOO-model is een onderwijsontwerp model dat specifiek gericht is op de visie van FICT, namelijk ‘Studentnabij Onderwijs’. Het model kan docent-ontwikkelaars – middels praktische handreikingen - helpen bij Studentnabij Onderwijs Ontwikkelen (SOO). Het SOO-model is gebaseerd op een reeds bestaand model, het ADDIE-model. ADDIE staat voor Analyse, Design, Develop, Implement, Evaluate. Het model bevat alle belangrijke ontwerpstappen en staat open voor het gebruik van allerhande didactische principes die bewezen effectief zijn (Branch, 2009). Zo koppelen we niet alleen de visie van FICT aan dit model, maar bijvoorbeeld ook de bouwstenen van High Impact Learning that Lasts (Dochy, 2016).
In essentie is Studentnabij Onderwijs:
- Betekenisvol en praktijkgericht: Studentnabij onderwijs nodigt studenten, docenten én samenwerkende partijen uit tot wederzijdse inspiratie en stimuleert hun talenten. Het onderwijs is gekoppeld aan en liefst geïntegreerd met de professionele beroepspraktijk, inclusief internationale invloeden en het doen van onderzoek.
- Talentgericht en individueel: Het studentnabije onderwijs doet recht aan de individuele kenmerken van álle studenten van FICT en hun leerprocessen. Het onderwijs geeft ruimte aan ontwikkeling van talenten van studenten, docenten én andere betrokken partijen.
- Sociaal: We hanteren een sociaal constructivistische visie op leren. De dialoog tussen studenten, docenten en stakeholders is essentieel bij kennis-creatie en bij leren. De ontmoeting staat daarbij centraal: van en met elkaar leren. Alle partijen (studenten, docenten, externen) zijn onderling en met elkaar in interactie.
Het SOO-model kan gehanteerd worden bij de ontwikkeling van een volledig nieuw curriculum, maar ook voor de (her)ontwikkeling van een onderwijseenheid of onderwijsactiviteit. Iedere fase uit het procesmodel bestaat uit enkele substappen. Als je start met de ontwikkeling op curriculumniveau doorloop je het model (m.n. de design fase) vaak meerdere malen. Hoe dichter je tegen de ontwikkeling van een onderwijsactiviteit aankomt, hoe concreter de invulling wordt.
Links
Het SOO-model vindt zijn oorsprong in het ADDIE-model | ADDIE |
In de onderwijsvisie van FICT staat studentnabij onderwijs centraal | Onderwijsvisie (wiki) |
Talentgericht onderwijs sluit aan bij de onderwijsvisie, we omarmen diversiteit en waarderen verschillen. | Talentontwikkeling (wiki) |
Onderwijskundigen zijn specialisten op het gebied van onderwijsontwikkeling en kunnen je helpen bij Studentnabij Onderwijs ontwikkelen (SOO). | Onderwijskundigen(wiki) |
Analyseren
In deze fase vorm je een beeld van de huidige situatie en de gewenste situatie. Dit vereist doorgaans nader onderzoek naar de doelgroep, de behoeften van de doelgroep en de context waarbinnen het onderwijs wordt ontwikkeld. De analyse fase is waarschijnlijk de belangrijkste van allemaal. De analyse-fase wordt benut om tot ontwerpeisen te komen voor het te ontwikkelen lesmateriaal.
Analyseren
Behoefte
Voorafgaand aan het ontwikkelen van (nieuw) onderwijs wordt gekeken naar maatschappelijke/technische ontwikkelingen, de behoeften van studenten en het werkveld. Waarom is dit onderwijs nodig? Welke verwachtingen heeft het werkveld van studenten m.b.t. kennis/vaardigheden/houding? Waar is behoefte aan?
Analyseren
Context
In deze fase gaat het om de context waarbinnen de gewenste situatie gerealiseerd moet worden (zowel tijdens het ontwerpproces als tijdens de uitvoering). De randvoorwaarden voor ontwikkeling en uitvoering worden inzichtelijk gemaakt.
Analyseren
Doelgroep
Voorafgaand aan de ontwikkeling wordt bepaald voor wie het onderwijs wordt ontwikkeld en wat de kenmerken zijn van deze doelgroep. Denk daarbij aan leeftijd, instroomprofiel, vooropleiding, voorkennis, interesse, motivatie, talenten etc. Deze informatie kan helpen om in het ontwerp beter aan te sluiten bij de beginsituatie van de student.
Design
In deze fase wordt een ontwerp (blauwdruk; plan waarin o.a. staat welk leermateriaal ontwikkeld wordt en hoe het materiaal onderling samenhangt)) gemaakt van het te ontwikkelen onderwijs. De analyse-fase wordt benut om tot ontwerpeisen te komen. In de design-fase wordt uitgegaan van een uitkomstgerichte manier van onderwijsontwikkeling.
Design
Didactiek
Didactiek is ‘de kunst van het onderwijzen’. Hierbij maak je duidelijk hoe de docent kennis en vaardigheden overbrengt naar de studenten. In ons onderwijs wordt uitgegaan van drie didactische modellen om tegemoet te komen aan de verschillende behoeften van studenten en docenten. In alle drie de didactieken worden ‘Studentnabij onderwijs’ en HILL als uitgangspunt genomen.
Design
Leeractiviteiten
Studenten hebben een krachtige leeromgeving nodig om toe te werken naar de leeruitkomsten. Een krachtige leeromgeving bestaat uit gevarieerde en activerende onderwijs- en leeractiviteiten die aansluiten bij de gekozen didactiek. Onderwijsactiviteiten worden georganiseerd rondom een centrale proftaak of project.
Design
Leerinhoud
In deze fase wordt gekeken op welke wijze de leerinhouden een logische plek krijgen in het onderwijsaanbod. Indien leeruitkomsten ruim geformuleerd zijn, is er voor de student ruimte om mee invulling te geven aan de inhoud, bijvoorbeeld als het gaat om keuze voor een bepaalde techniek.
Design
Leeruitkomsten
In onze onderwijsvisie, studentnabij onderwijs, staat dat wij opleiden voor iedere individuele student. Om dit mogelijk te maken willen we leertrajecten op maat aan kunnen bieden. Gebaande leertrajecten zullen hierdoor steeds minder voorkomen. Leeruitkomsten beschrijven het uitstroomprofiel van een onderwijseenheid en kunnen helpen om dit mogelijk te maken.
Design
Toetsen
In de voorgaande stap werden leeruitkomsten geformuleerd in termen van de gewenste leeropbrengst van het leerproces. Deze dienen voldoende breed opgesteld te zijn om ruimte te bieden aan individuele invulling ervan en waarbij de weg er naartoe (in sommige gevallen) open gelaten wordt. Voor flexibel onderwijs is het nodig dat de toetsorganisatie flexibel is ingericht. Dit kan door (studentnabij) leerwegonafhankelijk toetsen mogelijk te maken.
Develop
In deze fase wordt het ontwerpvoorstel uitgewerkt tot een eerste product. Hierbij kan het onderscheid gemaakt worden tussen het ontwikkelen van leeractiviteiten/-materialen en de online leeromgeving.
Develop
Ontwikkeling in LMS
In een hybride leeromgeving (combinatie van face to face en online onderwijs) kun je ervoor kiezen ook materialen online aan te bieden. Je kan de leermaterialen direct in de online leeromgeving ontwikkelen of deze er achteraf in plaatsen.
Develop
Uitwerken leeractiviteiten
Als je bepaald hebt welke leeractiviteiten je aan wil bieden, dienen die activiteiten en de leermaterialen die je daarbij wenst te gebruiken, ontwikkeld te worden.
Evaluate
Evalueren is een controle- en bijsturingsactiviteit. Evalueren is niet alleen belangrijk aan het einde, maar ook gedurende het ontwikkelproces. Door op verschillende momenten te evalueren, krijg je zicht op het ontwikkelproces en de mogelijkheden ter verbetering.
Evaluate
Doorontwikkeling
Op basis van alle verzamelde informatie tijdens formele en informele onderwijsevaluaties, worden leeractiviteiten, leermaterialen of het semester als geheel doorontwikkeld.
Evaluate
Evaluatie
Zowel docenten als studenten worden betrokken bij onderwijsevaluatie. Er worden diverse middelen ingezet voor onderwijsevaluatie en deze gebeurt zowel formeel als informeel.
Implement
Implementeren is het in gebruik nemen van hetgeen je hebt ontwikkeld, bijvoorbeeld het uitvoeren van een of meerdere workshops met de beoogde doelgroep in de beoogde situatie.
Implement
Intervisie
Intervisie kan worden ingezet om tijdens de periode van uitvoering te leren van en met elkaar. Bij intervisie krijg je de ruimte om lastige situaties te bespreken met je collega’s volgens een vaste structuur.
Implement
Uitvoering
Bij de uitvoering van het onderwijs gaan vaak meerdere docenten aan de slag met het onderwijs dat is ontwikkeld. Extra aandacht is nodig voor het afstemmen van de aanpak. Zeker bij een eerste uitvoering is het – in het geval van meerdere docenten – belangrijk dat de docenten goed afstemmen over het doel van de onderwijsactiviteit.
SOO-model
Het SOO-model is een onderwijsontwerp model dat specifiek gericht is op de visie van FICT, namelijk ‘Studentnabij Onderwijs’. Het model kan docent-ontwikkelaars – middels praktische handreikingen - helpen bij Studentnabij Onderwijs Ontwikkelen (SOO). Het SOO-model is gebaseerd op een reeds bestaand model, het ADDIE-model. ADDIE staat voor Analyse, Design, Develop, Implement, Evaluate. Het model bevat alle belangrijke ontwerpstappen en staat open voor het gebruik van allerhande didactische principes die bewezen effectief zijn (Branch, 2009). Zo koppelen we niet alleen de visie van FICT aan dit model, maar bijvoorbeeld ook de bouwstenen van High Impact Learning that Lasts (Dochy, 2016).